Daar zit ik dan, als politica, een interview af te nemen van journaliste Thea Swierstra. Ik vraag me af of zij zich even onwennig voelt als ik, in onze omgekeerde rollen. Als ik haar vraag naar haar loopbaan, begint ze enigszins aarzelend aan haar verhaal. Maar algauw vertelt ze vol vuur over haar keuzes, haar passie voor schrijven en over de vele kronkels die haar carrière, vaak ongewild, heeft genomen. Datzelfde vuur dat een aantal jaar geleden zo goed als gedoofd werd door burn-out en ziekte, begrijp ik algauw. Maar gelukkig niet helemaal.
"Ik ben opgegroeid in Friesland. Als kind wilde ik altijd leerkracht worden, maar dat vond mijn moeder een beetje zonde, ze vond dat ik 'meer' aankon. 'Waar ben ik goed in,' daar heb ik dan een tijd over nagedacht. Schrijven was een logisch antwoord. Als er in de klas opstellen geschreven moesten worden, was ik altijd de enige die daar blij mee was. Ik vond dat fantastisch. Ik wist als jongere zelfs niet dat er iets als journalistiek bestond om te studeren, maar toen ik dat ontdekte, was de beslissing snel genomen. Ook al was ik ook bang: er was een numerus fixus. Slechts een op de vier studenten die zich aanmeldden mochten aan de studie beginnen. Er was een gewogen loting. Hoe hoger je puntengemiddelde van het laatste jaar middelbaar, des te meer kans je had om aangenomen te worden. Achteraf gezien had ik me daar geen zorgen over moeten maken. Vergeleken met andere kandidaten had ik een heel goed gemiddelde. Al tijdens mijn studie begon ik te schrijven en deed ik freelance opdrachten. Ik deed een fantastische stage bij een regionale kwaliteitskrant en kreeg het maximum van de punten. Mijn tweede stage wilde ik bij een nationale krant doen, maar als Friese lag de mentaliteit van bvb. Den Haag of Amsterdam me niet zo. Geld voor buitenlandse stages had ik niet, want ik betaalde mijn studie zelf. Dus wat lag er dan nog open? Het exotische België (lacht).
Ik kreeg een stageplaats te pakken bij een grote Vlaamse krant, en ook dat ging meteen heel erg goed. Ik had gehoord dat vorige stagiaires niet verder gekomen waren dan artikels uitknippen voor het archief, maar dat ging me niet overkomen, had ik me voorgenomen. En inderdaad, de eerste kans die ik kreeg voor een artikel greep ik, en ik was meteen gelanceerd. Opnieuw kreeg ik voor mijn stage het maximum. In 1998 studeerde ik af, en kreeg ik het aanbod om vast voor de die Nederlandse krant te gaan werken. Of ik kon verder blijven freelancen voor de Vlaamse krant. Ik koos voor het laatste. Ik had intussen een relatie in België, en teruggaan naar Friesland zag ik niet zitten. Ik schreef in die jaren over sport, omdat het me de beste manier leek om in België gelanceerd te raken. Op termijn wilde ik graag voor de binnenlandredactie gaan werken. En dat is me enkele jaren daarna ook gelukt.
Als freelancer werkte ik op een gegeven moment 6 dagen per week, 10 uur per dag. Toen er een vast contract vrijkwam, was ik zo verbaasd dat ze niet spontaan aan mij dachten, dat ik, na een tijd van stil afwachten, uiteindelijk toch mijn cv in het bakje van de verantwoordelijke ben gaan droppen. En niet veel later werd ik aangenomen. Met dat overdreven hard werken als freelance kracht heb ik achteraf gezien wel een verkeerd signaal gegeven. Er werd niet expliciet gezegd dat je zo veel moest werken, maar het werd toch wel ergens verwacht dat je lang bleef. En ik was zo gedreven in wat ik deed.
Het idee van de ideale loopbaan waarin iedereen vast en voltijds moet werken mag van mij in de prullenmand.
Op den duur begon het zich echter te wreken, dat hoge tempo. Ik kreeg last van migraine, van astma, slaapproblemen, en begon op allerlei vlakken met mijn gezondheid te sukkelen, maar bleef gewoon doorgaan. Wat het het allermoeilijkste maakte op mijn werk, was het gebrek aan organisatie. Als ik 's middags de redactie binnenwandelde dacht ik vaak: 'Hoe moet die krant in godsnaam vanavond af raken?'. Die chaos kostte me meer energie dan het werk zelf. En het was niet bespreekbaar. Er heerste zo'n machocultuur, en ik was toen jong, Nederlands én een vrouw, driemaal een handicap in die omgeving. Ik probeerde in het begin wel zaken ter sprake te brengen, maar daar ben ik mee gestopt.
De eerste jaren kon ik veel doen, had ik redelijk veel vrijheid. Ik verhuisde naar de binnenlandredactie, en was constant op de baan voor interviews en reportages. Maar stilaan begon dat te veranderen. We moesten bij een persconferentie niet meer ter plaatse gaan, maar ons baseren op het Belga-bericht. Mijn job veranderde van heel veel onderweg zijn, naar bijna de hele tijd achter mijn bureau zitten, en die switch heeft me zeker veel moeite gekost. Want dat was niet waarom ik journaliste wilde worden. Een tijd daarna voelde ik dat men mij 'buiten begon te werken'. Het was al eerder met collega's gebeurd, en dus nu bij mij. Eerst kreeg ik te horen dat ik te weinig stukken publiceerde, maar dat kon ik makkelijk ontkrachten toen ik hen de Mediarguslijst bezorgde van mijn artikels. Daarna werd de kwaliteit van mijn schrijven in vraag gesteld. Ze wilden me duidelijk zo ver krijgen om zelf ontslag te nemen, maar daar weigerde ik pertinent aan mee te werken. Die tijd heeft wel een zware invloed gehad op mijn gezondheid, zoiets kruipt niet in je koude kleren.
Toen ik er 11 jaar werkte werd een collectief ontslag aangekondigd. Mijn naam stond blijkbaar bovenaan de lijst, en ik kreeg effectief een telefoontje met de boodschap dat ik buiten lag. In plaats van rust te nemen, dacht ik: 'Ik ga freelancen!' Al snel had ik een aantal opdrachten. Maar toen moest ik langs de VDAB. Met mijn map vol nieuwe opdrachtgevers meldde ik mij, maar alle hoop werd mij daar ontnomen. Freelancen was geen deftige job, ik moest vast werk zoeken en de map wilden ze niet eens inkijken. Daardoor verloor ik ook de energie en motivatie om nog bijkomende opdrachtgevers te zoeken. In diezelfde periode moest ik een interview neerschrijven voor een klant, en de geïnterviewde had een deel van de tekst compleet veranderd. Dat was de laatste druppel, toen ben ik gecrasht. Ik kon niet meer, had nergens meer energie voor, wilde eigenlijk alleen nog maar in mijn bed liggen. 'Burn-out', luidde de diagnose. Pas maanden later, toen ik stilaan leerde om te ontspannen, heb ik beseft dat ik jarenlang met ontzettend veel spanning in heel mijn lijf heb rondgelopen.
Ik heb toen veel nagedacht. Ik had het gevoel dat ik nergens bekwaam voor was. Al voelde ik diep van binnen wel dat ik heus wel iets kon. Ik kon toch schrijven? Ik had toch goede stages gelopen en ik had toch niet voor niets zo lang als journalist gewerkt? In die tijd heb ik nog als vrijwilliger Nederlandse les gegeven aan anderstaligen. Ik voelde me verschrikkelijk, maar ben gewoon blijven gaan. Plus: het gaf me een reden om buiten te komen, wat ik misschien ook wel nodig had. Met dat lesgeven moest ik stoppen toen de VDAB me uitnodigde voor een opleiding Duits. Ik had nota bene 8 jaar Duits gehad op school, en zat daar tussen mensen met een véél lager niveau dan ik. Ik was soms bang om verkeerde dingen over te nemen. Kort voor het examen kreeg ik de kans om een vervanging van 6 weken bij de lokale overheid te doen, en ik heb het dan vertikt om nog terug te gaan. Bovendien kon ik kort daarop beginnen bij een reizigersorganisatie, een administratieve functie. Helaas werd er anderhalf jaar later in de subsidies geknipt en stond ik door het 'last in first out'-beleid opnieuw op straat.
Ik bleef freelance-werk doen, maar was mijn drive kwijt sinds mijn ontslag bij de krant. Daarvoor had ik altijd duidelijke doelen voor ogen gehad, wist ik waarover ik wilde schrijven. Carrière maken heeft me nooit geïnteresseerd, maar wel de inhoud waar ik mee bezig wilde zijn. Die doelen was ik kwijtgeraakt. Ik heb toen héél veel gesolliciteerd. Vaak werd ik tweede. Enkele keren werd ik gecontacteerd voor projecten die daarna toch niet doorgingen. Je begint je na een tijd echt vragen te stellen: Ben ik niet bekwaam genoeg? Ben ik te oud? Wat is er mis met mij, met mijn cv? Mensen vragen je of je wel genoeg solliciteert, en als ik dan sprak over mijn 150 brieven, werd het: 'Ben je wel selectief genoeg?' Tja..
Pas in augustus 2014 kon ik via een vervangingscontract aan de slag als communicatiemedewerker bij een Vlaamse ngo, voor 6 maanden. Dat werd een geweldige werkervaring. Ik vond het bijvoorbeeld ongelooflijk dat je 'kwetsbaar' opstellen er als positief werd beschouwd. Wat een hemelsbreed verschil met de hardheid van de krantenredactie. En ik had er fijne collega's. Ook een groot verschil tegenover de eenzaamheid van het freelance bestaan.
Enkele maanden later kreeg ik telefoon van de universiteit. Ze hadden mijn cv voor een andere sollicitatie gezien, en vroegen zich af of ik er een communicatiedienst wilde oprichten. Dat ging een tijd heel goed, een aantal van mijn eerste persberichten kreeg direct veel respons in nationale en zelfs internationale media. Maar toen ik moest solliciteren voor het 'officiële' contract - daarvoor had ik gewerkt op basis van tijdelijke contracten - ben ik niet aangenomen. De inhoud van die job was overigens ook anders dan het werk dat ik voordien had gedaan.
Ik heb in die periode klierkoorts gekregen. Dat was eind 2014. Zelfs toen ben ik nog enkele keren gaan lesgeven, een onderdeel van dat werk aan de universiteit. Het zit gewoon niet in me om niet te blijven gaan. Men heeft me verteld dat ik het in me heb om een workaholic te zijn, dat ik me eigenlijk permanent zou moeten inhouden om mezelf niet voorbij te lopen. Dat klopt waarschijnlijk wel. Zelfs als ik een uur vroeger op het werk was als mijn collega, had ik het gevoel dat ik even laat moest blijven. En terwijl ik ziek was, ben ik gewoon blijven solliciteren. Pas nu, 3 jaar later, voel ik me lichamelijk weer volledig in vorm. Zo lang hebben de gevolgen van die klierkoorts dus doorgewerkt.
Intussen werk ik opnieuw voor dezelfde ngo, halftijds als verantwoordelijke interne communicatie Van deur tot deur ben ik enkele reis 2 uur onderweg. Dat is zwaar, maar ik heb een heel fijne job en een fijne werkgever. Het scheelt dat ik nu halftijds werk, want de tijd dat ik dit pendelen voltijds deed was enorm vermoeiend, Nu combineer ik mijn halftijds werk met het werk als oproepkracht bij de dienst toerisme en een aantal freelanceopdrachten. Die afwisseling geeft me mentale rust, ik merk dat het me goed doet als ik de ene deur 'dicht' kan doen voor de week, en de andere 'open'. Mijn werk vandaag is voor mij 'werkbaar'. Niet vast in een enkele functie, maar inhoudelijk divers, en praktisch gezien toch stabiel.
Toch moet ik bij de VDAB nog steeds als werkzoekende ingeschreven staan, voor de 'niet-vaste' halftijdse, zodat ik recht heb op een voltijdse uitkering mocht ik zonder werk komen te zitten'. Dan krijg ik jobs aangeboden als postsorteerder of bij Carglass in Hasselt en eigenlijk vind ik dat niet zo leuk. Het zijn jobs die nogal afwijken van mijn profiel. Het werk dat ik doe, doe ik graag en waarom mag een mens niet volgens de combinatie deels vast-oproepkracht-freelance zijn brood verdienen? De vaste job die ik heb was nu eenmaal deeltijds en ik ben al lang blij dat ik een stuk financiële zekerheid heb. Vast werk vinden is echt niet simpel - ik ben intussen 44, dus waarom mag ik dit dan niet gewoon hebben? Als ik er gelukkig mee ben? Ik weet zeker dat ik met pendelen naar Carglass in Hasselt niet gelukkig zou zijn. Dus ja, het idee van de ideale loopbaan waarin iedereen vast en voltijds moet werken mag van mij in de prullenmand. In Nederland wordt er heel veel deeltijds gewerkt en het is daar ook algemeen aanvaard. Ook freelancen is daar heel gewoon. Misschien dat er ooit over twintig jaar of zo ook die mindshift in België komt? Maar ja, dan kan ik bijna met pensioen.”
Mijn mening als politica
Het verhaal van Thea bevat zo veel verschillende 'ingrediënten' waar ik, in mijn zoektocht naar gezonde loopbanen, iets over wil zeggen. Je hebt de manier waarop er op sommige werkvloeren omgegaan wordt met stress, druk en tijdsmanagement. Je hebt de zorg bij ontslag en hoe je mensen begeleidt in de zoektocht naar een nieuwe job. Het nog steeds groeiende aantal mensen die in een burn-out belanden. De administratie die nog al te vaak niet aangepast is aan de steeds flexibelere en diversere loopbanen van vandaag.
Maar in dit verhaal zie ik ook een pleidooi voor het invoeren van een welvaartsgarantie. De welvaartsgarantie is het Groene antwoord op de vraag naar een basisinkomen. Het principe? Onze welvaartsgarantie zorgt ervoor dat niemand nog een inkomen heeft dat onder de armoedegrens ligt. Om te vermijden dat mensen niet meer gaan werken, krijgt ook wie werkt en weinig verdient, nog een stuk welvaartsgarantie. Technisch neemt de welvaartsgarantie de vorm aan van een belastingkrediet. Je kan ze jaarlijks ontvangen, op het moment van de afrekening van je personenbelasting, of je kan een maandelijks voorschot krijgen. De welvaartsgarantie biedt de mogelijkheid om de sociale zekerheid te vereenvoudigen door bepaalde bestaande uitkeringen te vervangen door deze. De financiering ervan is haalbaar via een grondige budgettaire verschuiving van lasten op arbeid naar lasten op vermogen en vervuiling.
De welvaartsgarantie zou de autonomie van elke burger merkbaar verhogen. Iedereen kan er namelijk op elk moment voor kiezen om een tijd geen betaald werk uit te voeren, omdat het recht op de welvaarsgarantie onvoorwaardelijk is. Zo kan je tijd nemen om voor iemand te zorgen, een opleiding te volgen, een eigen project of zaak op te starten of te rusten om je batterijen op te laden. Het verhoogt ook de autonomie van de minst betaalde werknemers ten aanzien van de werkgever. Wie de arbeidsomstandigheden of het loon van zo’n job onvoldoende vindt, kan er makkelijker uit stappen. Zo zullen werkgevers zich genoodzaakt zien om die jobs naar verloning en naar arbeidsomstandigheden sterk te verbeteren, willen ze nog arbeidskrachten ervoor vinden.
Voor Thea zou het een pak stress hebben weggenomen, ze had tijd kunnen nemen om voor zichzelf te zorgen, en haar creativiteit opnieuw te laten opborrelen, zonder de constante druk om voldoende werk en inkomen te hebben.
Reacties
Aanmelden via
Facebook Twitter