De regering pakt ermee uit dat ze de laagste uitkeringen heeft opgetrokken. De facto is de kloof met de armoedegrens echter amper gedicht.
Op de Werelddag van Verzet tegen Armoede buigt oppositiepartij Groen zich over de praktische gevolgen van de beslissing van de regering om de laagste uitkeringen en pensioenen met 2 procent op te trekken om ze dichter bij de Europese armoedegrens te laten uitkomen. Op 1 september trad die maatregel in werking, onder meer voor het leefloon. 'Wat zien we? De hoogte van het leefloon voor een alleenstaande is inderdaad gestegen van 817 euro naar 833 euro', concretiseert Kamerlid Evita Willaert. 'Alleen: het verschil met de armoedegrens blijft ongeveer even groot.'
Op basis van het Europese EU-SILC-onderzoek becijferde Groen dat de effectieve Europese armoedegrens in 2014 bij het aantreden van de regering 1.097 euro bedroeg. Begin 2016 zal dat 1.112 euro zijn. Met andere woorden: de kloof tussen het leefloon en de armoedegrens bedroeg vorig jaar 280 euro, en zal volgend jaar exact... 279 euro bedragen. Had de regering dat niet even kunnen berekenen? Volgens Willaert schuilt het addertje onder het gras hem in het feit dat
de regering uitging van een armoedegrens van 1.085 euro - het bedrag in de SILC 2014 enquête. Maar dat bedrag slaat eigenlijk op 2013. Om de werkelijke kloof te berekenen, moet je de cijfers actualiseren. En dan is de impact veel kleiner dan minister van Maatschappelijke Integratie Willy Borsus (MR) laat uitschijnen.
'We stellen voor dat de regering dit in het vervolg zelf berekent alvorens ze zich op de borst klopt voor het dichten van de kloof met de armoededrempel, met een schamele één euro', besluit Evita Willaert.

(verschenen in De Standaard van 17 oktober 2015)
Reacties
Aanmelden via
Facebook Twitter