Op 14 juli werd in het federaal parlement een wetsontwerp van de regering gestemd dat OCMW's verplicht om voor elke cliënt een contract op te stellen en dat de gemeenschapsdienst voor leeflooncliënten mogelijk maakt. Hier kan je mijn tussenkomst lezen die ik tijdens de plenaire vergadering deed.
Er wordt in de volksmond vaak nogal denigrerend gesproken over het OCMW, over de mensen die er werken, en de mensen die er om steun moeten gaan vragen. Totaal onterecht. Als OCMW-raadslid, weet ik hoe het er aan toegaat. Weet ik dat mensen er niet voor hun plezier naartoe gaan om geld te krijgen, en weet ik hoe hard het personeel van een OCMW werkt, met hoeveel overtuiging ze proberen mensen weer op de rails te krijgen.
Nooit deden er meer mensen beroep op een leefloon. Het is niet iets waar we trots op kunnen zijn, al lijkt onze regering er weinig problemen in te zien, aangezien haar maatregelen bijna systematisch de zwakkeren in onze samenleving extra hard treffen.
Maar dus, dat leefloon. Sinds 2002 kan de toekenning en het behoud ervan gekoppeld worden aan een GPMI, een overeenkomst tussen maatschappelijk werker en leefloongerechtigde met een aantal afspraken en engagementen. Een onderhandeld contract tussen 2 partijen waardoor ieder goed weet waar hij/zij aan toe is, en waar naar gestreefd wordt. Zo'n GPMI was tot nog toe enkel verplicht voor jongeren, maar nu wil u dit contract voor elke leefloongerechtigde verplicht maken, met een mogelijke koppeling aan de gemeenschapsdienst.
Hoe u deze uitbreiding vorm geeft, en hoe u daartoe gekomen bent, is exemplarisch voor deze meerderheid. U bestelde een wetenschappelijke studie, met uitgebreide bevraging van het werkveld, las de aanbevelingen, knipte er hier en daar een goed klinkende passage uit, ging verder totaal voorbij aan de essentie van de studie, en deed er vervolgens uw eigen zin mee.
Want het werkveld wilde géén algemeen verplicht GPMI, u voert het toch in. Medewerkers vroegen om minder administratieve last, u verhoogt die last enkel. U focust in de eerste plaats op professionele integratie, en kent sociale integratie een inferieure status toe. U kent extra middelen toe, maar zet er tijdsdruk tegenover. En u koppelt 'vrijwillige' gemeenschapsdienst aan het GPMI. Maar hoe 'vrijwillig' is zo'n gemeenschapsdienst, als degene die het je aanbiedt tegelijk ook beslist of je al dan niet een leefloon ? een inkomen, dus ? krijgt.
Onderzoek uit Nederland toont aan dat dit soort 'verplicht' vrijwilligerswerk de afstand tot de arbeidsmarkt vergroot. Evaluaties van het systeem van de 'tegenprestatie' in Nederland wijzen uit dat gemeenschapsdienst de competenties of de positie van een leeflooncliënt niét verhoogt, dat het systeem vooral gebruikt wordt als 'afschrikmiddel', en dat het quasi onmogelijk blijkt om 'werk' te vinden dat niet leidt tot verdringing van écht vrijwilligerswerk of ? erger nog ? van betaalde arbeid. Toch introduceert u dit systeem, en stelt u in uw ontwerp dat 'de gemeenschapsdienst moet gericht zijn op een toekomstige bezoldigde tewerkstelling'. Aangezien de praktijk al bewijst dat dit niet zo is, ga ik ervanuit dat u dit puur uit de ideologie van 'voor wat, hoort wat' wilt invoeren, niet omdat het nuttig is voor de persoon in kwestie. Sta me toe dat bijzonder verontrustend te noemen.
U speelt hier bovendien een bizar een-tweetje met uw Vlaamse collega's. Daar wordt momenteel geknipt en bespaard in de sector van de sociale economie, en moeten mensen verplicht na enkele jaren doorstromen naar het 'normale economische circuit'. Als ze daar niet sterk genoeg voor zijn, staat de deur richting OCMW en leefloon open. En wacht er dus vanaf nu de optie van gemeenschapsdienst. Ga je dan 'vrijwilligers' de concurrentie laten aangaan met hun collega's in de sociale economie? Je ziet de perfide logica nu al aan het werk in sommige gemeenten: om budget uit te sparen, worden taken die eigenlijk door personeel moeten worden uitgevoerd, nu door vrijwilligers gedaan. Het is bovendien zelfs best mogelijk dat je binnen de gemeenschapsdienst exact hetzelfde moet gaan doen als voorheen, maar dan voor een leefloon dat mijlenver onder de armoedegrens ligt.
Minister,
Het werkveld stond open voor verandering, en deed u hiervoor talloze suggesties, vervat in een wetenschappelijk onderbouwd rapport. Maar dit wetsontwerp brengt niét die verhoopte verandering. U volgt enkele lettertjes, en negeert de geest van het rapport. Uw wetsontwerp is tegendraads en straalt wantrouwen uit. Dat zijn niet MIJN woorden, maar die van de auteurs van de studie zelf, in een artikel dat onlangs verscheen. Ze zijn bijzonder teleurgesteld in uw wetsontwerp, voelden hard de noodzaak om te reageren, en ik kan hen daarin geen ongelijk geven.
In het rapport werden verschillende voorstellen opgenomen om het GPMI als ondersteunend en dynamisch begeleidingsinstrument te versterken. Dat vraagt om duidelijke verstaanbare informatie en transparantie over rechten en plichten. Op die manier kan er in alle rust en stabiliteit samen gewerkt worden aan een haalbaar toekomstperspectief.
Dit wetsontwerp doet daar niets mee, integendeel. Nu al wordt een GPMI vaak te snel ondertekend, omdat het extra geld betekent, voor de cliënt nog maar wéét dat hij een bindend contract heeft getekend, laat staan de inhoud kent en begrijpt. U zegt in dit ontwerp dat u die nodige tijd wilt geven, maar kent pas middelen toe nà de ondertekening van het GPMI. Terwijl het net al heel wat investering en begeleiding van de maatschappelijk assistent vraagt om tot een goed onderhandeld GPMI te komen, met engagementen van de cliënt én het OCMW, dat de cliënt goed begrijpt, dat goed op de mogelijkheden en noden van de cliënt afgestemd is, dat dus haalbaar doch ambitieus genoeg is op maat van de cliënt. De middelen lopen bovendien maar voor 1 jaar. Het risico is dus groot dat de financiering de hulpverleningslogica verdringt.
Het risico is dus ook groot dat het perspectief van de cliënten uit het oog wordt verloren. Een contract zou normaalgezien een afspraak moeten zijn tussen 2 evenwaardige partijen, waarbij je dus een eventuele zwakkere partij extra informatie, tools en vooral ook voldoende tijd geeft om het contract in evenwaardigheid te tekenen. Maar hier wordt de tijdsdruk om te tekenen opgevoerd, met alle mogelijke gevolgen vandien. Plus, uiteraard, als maatschappelijk werker moet je sowieso een GPMI opstellen, waar dat vroeger meer geval per geval kon beoordeeld worden.
Geachte Minister,
Gaan de OCMW's hun cliënten nu beter kunnen begeleiden? Iets waar wij, als maatschappij, allemaal baat bij zouden hebben. Daar zijn geen garanties voor. Wat komt er wel bij? Meer administratie, meer risico op eenheidsworst, meer risico om nog meer kwetsbare mensen uit te sluiten van het allerlaatste vangnet van onze sociale zekerheid. Dat in een tijd waarin er nog nooit zoveel mensen beroep op een leefloon moeten doen als nu. Je zou voor minder achterdochtig worden.
Reacties
Aanmelden via
Facebook Twitter